kwakken

{{kwakken}}{{/term}}

I 〈onovergankelijk werkwoord〉

1 [met een plof vallen] bump, crash ⇒ fall with a thud

♦voorbeelden:

1   hij kwakte tegen de grond • he landed with a thud on the floor

II 〈overgankelijk werkwoord〉

1 [neersmijten] dump ⇒ chuck, dab 〈verf〉, dollop 〈voedsel〉

♦voorbeelden:

1   zij kwakte haar tas op het bureau • she smacked her bag down on the desk

     hij kwakte de jongen tegen de grond • he dumped the boy on the floor